<Overzicht>
<Literatuur> <Aanbevelingen>
<Verwijzingen>
Schapenvachten
hebben geen drukverminderende werking en zijn dus niet zinvol in de
preventie van decubitus. Als ze gelegd worden op drukreducerende
materialen verminderen ze de werking van deze materialen
Haartjes klitten
samen en vormen drukpunten. Plooien vormen eveneens plaatsen van
verhoogde druk.
Ze verhitten het weefsel.
‘Drukopheffende’
verbanden t.h.v. de hielen of ellebogen
- het bolsteren - voorkomen geen decubitus, maar
dragen bij tot het ontstaan van decubitus. Het zogenaamde drukopheffend
verband (watten met een zwachtel bevestigd rond de hiel of elleboog)
verhoogt zelfs de druk in plaats
van die te verminderen. Verondersteld kan worden dat de druk
nog toeneemt indien de watten (na verloop van tijd) samengedrukt worden
tot een harde massa Eenvoudige commerciële hielbeschermingsmiddelen (bijv.
schapenvacht, mousse) hebben weinig effect. Duurdere en complexere
hulpmiddelen zijn wat efficiënter, maar de hiel niet laten rusten op de
onderlaag door een kussen onder de onderbenen te plaatsen (‘zwevende
hielen’) is veruit de beste methode Hetzelfde geldt voor de ellebogen. Door de ellebogen niet
langer te laten steunen op de onderlaag wordt druk
en dus decubitus voorkomen.
Ook
ijsfrictie
is een niet aan te bevelen methode .
Ijsfrictie veroorzaakt na afloop enige vasodilatatie, die echter te
kortstondig is om een positief resultaat te kunnen opleveren. De
uiteindelijke doorbloeding verbetert niet. Ijsfrictie
verhoogt de kans op maceratie (en openkrassen) van de huid.
Het
gebruik van lokale warmte
moet eveneens als een niet effectieve preventieve maatregel worden
beschouwd. De applicatie van warmte doet de temperatuur t.h.v. het
bedreigde weefsel stijgen. Dit heeft een verhoogde zuurstofbehoefte van
het weefsel tot gevolg en doet het risico op decubitus toenemen .
Eosine
heeft een looiend effect en kleurt de huid rood. Hoewel het nog frequent
gebruikt wordt , is de preventieve
werking ervan onbestaande. Doordat de huid wordt gekleurd, is observatie
van niet-wegdrukbare roodheid zeer moeilijk. Hierdoor kan niet tijdig
worden gereageerd en zal het letsel frequenter evolueren naar een
tweede-graadsdecubitus
Poly-urethaanfolies
(doorzichtige wondfolies)
hebben hun werking bewezen in de wond- en catheterzorg en kunnen
mogelijk zinvol zijn in het beperken van frictie (schaafkracht) en dus
in het voorkomen van schaafwondjes, brandwondjes en
incontinentieletsels. In de preventie van decubitus hebben deze folies
geen plaats. De druk
wordt er niet door verlaagd, maar soms zelfs verhoogd door kreuken en
opkrullende randen. Ook in het weefsel neemt de schuifkracht toe. Het
weefsel wordt immers vervormd door de opgespannen folie. Bij het
verwijderen kan de reeds fragiele huid worden beschadigd
(11).
Allerlei
verbandmaterialen
(bijv. glycerineverbanden, hydrocolloďden) worden niet alleen gebruikt
ter behandeling van decubitus - waarvoor ze ontwikkeld, getest en goed
bevonden zijn - maar ten onrechte ook als preventief middel. Vaak
belemmeren ze de observatie en geven ze een vals gevoel van veiligheid.
Ten onrechte denkt men immers dat hiermee aan preventie wordt gedaan.
Deze verbanden werken niet drukopheffend, hebben geen effect op de
schuifkracht en verhogen de doorbloeding van het weefsel niet.Dergelijke
verbanden hebben dan ook geen enkele preventieve werking.
Schapenvachten,
‘drukopheffende’ verbanden (bolsteren), ijsfrictie,
lokale warmte, eosine, wondfolies
en –verbandmaterialen leveren geen enkele bijdrage tot de preventie
van decubitus. Noch de druk, noch de
schuifkracht wordt verminderd in grootte of duur.
(1) Defloor
T, Grypdonck M. Anti-decubituskussens, drukvermindering of toch
niet ? Hospitalia 1997; 41(1):18-24.
|
(2) Bakker
H. Consensus-bijeenkomst preventie decubitus. Utrecht: CBO, 1985.
|
(3) Panel
for the Prediction and Prevention of Pressure Ulcers in Adults.
Pressure ulcers in adults : prediction and prevention. Clinical
practice guideline number 3. Rockville: Agency for Health Care
Policy and Research, Public Health Service, U.S. Department of
Health and Human Services, AHCPR Publication No. 92-0047, 1992.
|
(4) Pinzur
MS, Schumacher D, Reddy N, Osterman H, Havey R, Patwardin A.
Preventing heel ulcers: a comparison of prophylactic body-support
systems. Arch Phys Med Rehabil 1991; 72(7):508-510.
|
(5) De
Meyst H. Het drukreducerend effect van hielbeschermingsmaterialen.
Niet-gepubliceerde Eindverhandeling K.U.Leuven, 1992.
|
(6) Defloor
T. Ijsfrictie en föhn : mede-oorzaak van decubitus ? Verpl Gem
Zorg 1984; 40(3):135-139.
|
(7) Hanraets
M, Willemsteijn B. Een decennium decubitus in Nederland, een
samenvatting van ontwikkelingen, overeenkomsten en
tegenstrijdigheden. WCS nieuws 1994; 10(1):2-8.
|
(8) Kokate JY,
Leland KJ, Held AM, Hansen GL, Kveen GL, Johnson BA et al. Temperature-modulated
pressure ulcers: a porcine model. Arch Phys Med Rehabil 1995;
76(7):666-673.
|
(9) Buntinx E,
Steylaerts C, Debaillie R, Geys L, Van Loon H. Huidulcera in de
eerstelijn. Kruispunten
1995; 1(4):7-11.
|
(10) Meehan
M. National pressure ulcer prevalence survey. Adv Wound Care 1994;
7(3):27-30, 34, 36.
|
(11) Defloor
T. De mythe van polyurethaan folie bij decubituspreventie. Nursing
1997;(4):21-23.
|
<Start>
<Overzicht> <Literatuur>
<Aanbevelingen> <Verwijzingen> |