Houdingen
Start Omhoog Houdingen Systemen Kussens Hielbeschermers

 

<Overzicht> <Omschrijving> <Principe> <Literatuur> <Aanbevelingen> <Verwijzingen>

Overzicht

1

Gebruik in rugligging bij voorkeur een 30° semi-fowlerhouding of gewone rugligging (indien 30°semi-fowlerhouding niet mogelijk is).

 

2

Gebruik in zijligging een 30° zijligging en controleer of het sacrum (heiligbeen) drukvrij is.

 

3

Beperk rechtop zitten in bed. Gebruik bij voorkeur een halfzittende houding en beperk deze in duur.

 

4

Buikligging kan soms een alternatief bieden.

 

5

Patiënten die zitten in een zetel, worden bij voorkeur gepositioneerd in een achteroverzittende houding met de benen liggend op een bankje en de hielen drukvrij.

 

6

Als de rugleuning van de zetel niet achterover kan kantelen, worden patiënten die zitten in een zetel bij voorkeur rechtopzittend gepositioneerd met de voeten op de grond.

7

De tijd die een patiënt doorbrengt al zittend op een stoel wordt best zo kort mogelijk gehouden.

8

Het gebruik van de armleuningen kan helpen de houding te stabiliseren.

 

9

Voorkomen dat zittende patiënten onderuitglijden of schuinzakken is belangrijk.

 

 

1. Omschrijving

De grootte van de druk wordt behalve door het lichaamsgewicht onder andere ook bepaald door de houding van een patiënt en door de hardheid van de onderlaag.

In de ene lichaamshouding is het contactoppervlak veel groter dan in een andere lichaamshouding. Hoe groter het contactoppervlak is, hoe meer de druk kan gespreid worden en hoe lager die druk wordt. Ook de dikte en samendrukbaarheid van het lichaamsweefsel waarop gesteund wordt, verschilt sterk van houding tot houding. De lichaamshouding bepaalt dus grotendeels in belangrijke mate de mate waarin het weefsel vervormd wordt en dus de mate waarin de zuurstofvoorziening van het weefsel kan worden belemmerd.

2. Principe

Verminderen van de grootte van de druk en schuifkracht.

 

3. Wetenschappelijke onderbouwing

Hoe meer het hoofdeinde van het bed omhoog wordt gebracht, hoe meer de druk en de schuifkracht toenemen .

Sideranko e.a. vonden een hogere druk in een 45° semi-fowlerhouding (hoofdeinde 45° omhoog) dan bij rugligging.

Rondorf-Klym en Langemo maten in rugligging een hogere druk dan in Fowler- en semi-Fowlerhouding. De houdingen werden in het onderzoek niet nader beschreven. Druk werd slechts op één punt gemeten.

In een 30° semi-fowlerhouding (hoofdeinde en voeteneinde 30° omhoog) werden lagere drukken gemeten dan in rugligging, halfzittende (30° en 60°) en rechtzittende houding .

De druk in zijligging is groter dan in rugligging .

Garber e.a. onderzochten de druk in 90°-zijligging ter hoogte van de trochanter. De laagste druk werd gemeten als het onderste been minimaal geplooid werd ter hoogte van de heup en de knie, terwijl het bovenste been achter het onderste werd gelegd met een flexie van 30° graden ter hoogte van de heup en 35° graden ter hoogte van de knie.

In zijligging worden de laagste drukken gemeten in een zijligging 30°. Het contactoppervlak ter hoogte van het bekken is dan groter dan in de klassieke en dus te vermijden zijligging 90°. De weefselmassa ter hoogte van het contactoppervlak is dikker, waardoor de druk beter kan opgevangen en gespreid worden.

In zittende houding op een stoel of in een zetel moet het lichaamsgewicht worden verdeeld over zo’n klein oppervlak dat de druk veel hoger is dan in liggende houdingen. Stoelgebonden patiënten ontwikkelen dan ook frequenter decubitus dan bedgebonden patiënten met eenzelfde graad van hulpeloosheid .

De zitduur beperken is slechts één aangrijpingspunt in de preventie van decubitus. Andere mogelijkheden zijn een aangepaste zithouding en een drukreducerend zitkussen.

Schuinzakken en onderuitzakken zowel in een rolstoel als in een zetel gaan gepaard met hogere druk .

Het gebruik van de armleuning vermindert wat de druk ter hoogte van het zitoppervlak. .

Park mat bij 12 proefpersonen in een rolstoel dat het naar voren buigen en kruiselings reiken de druk op de ene zitbeenknobbel doet toenemen en op de andere zitbeenknobbel doet verminderen.

In een zittende houding met de rugleuning achterover gekanteld en de onderbenen gesteund op een bankje (hielen niet ondersteund) is de druk ter hoogte van de zitbeenknobbels lager dan in een rechtopzittende houding (al of niet met benen op een bankje) (7;19). In een rechtopzittende houding is de druk lager indien de voeten steunen op de grond dan indien de onderbenen liggen op een bankje .

 

4. Aanbevelingen

4.1. Liggende houdingen  

Gebruik in rugligging bij voorkeur een 30° semi-fowlerhouding of gewone rugligging (indien 30°semi-fowlerhouding niet mogelijk is). 

Bij een semi-fowlerhouding van 30° zijn de druk en schuifkracht het laagst en het risico op decubitus dus het kleinst. In de semi-fowlerhouding wordt het hoofdeinde en het voeteneinde 30° omhoog getild (zie figuur 1).

 

Figuur 1b: Semi-Fowlerhouding 30° 

Deze houding verdient, in het kader van decubituspreventie, dus duidelijk de voorkeur. Indien te verwachten valt dat een patiënt gedurende een langere tijd in dezelfde houding zal moeten blijven liggen, zijn de semi-fowler houding of de gewone rugligging (als een 30° semi-fowlerhouding niet mogelijk is) de aangewezen houdingen.

Gebruik in zijligging een 30° zijligging en controleer of het sacrum (heiligbeen) drukvrij is.

Bij voorkeur wordt in zijligging een patiënt gepositioneerd in zijligging 30°. De patiënt wordt gedraaid in een hoek van 30° met de matras en wordt in de rug ondersteund met een kussen dat een hoek van 30° vertoont (zie figuur 2). Belangrijk is dat de bilnaad niet steunt op de matras. De benen worden minimaal geplooid ter hoogte van de heup en de knie. Het bovenste been wordt achter het onderste gelegd met een flexie van 30° ter hoogte van de heup en 35° ter hoogte van de knie.  

Figuur 2a: Zijligging 30°

Het comfortabel positioneren kan gebeuren door middel van kussens. Essentieel is te controleren of het sacrum drukvrij is. De hand moet kunnen geplaatst worden tussen de onderlaag en het sacrum en de bilnaad moet vrij liggen.

Vanuit buikligging kan een patiënt ook in een ventro-laterale vorm van zijligging 30° (buik-zijligging) gepositioneerd worden. Een klein kussen wordt onder de thorax of de buik geplaatst. De heupkam komt dan drukvrij te liggen. 

 

Beperk rechtopzitten in bed. Gebruik bij voorkeur een halfzittende houding en beperk deze in duur.

Hoe meer het hoofdeinde omhoog wordt gebracht, hoe kleiner het contactoppervlak wordt en hoe meer de druk dus toeneemt . In een 90° rechtopzittende houding is de druk het grootst. Het drukoppervlak is dan immers het kleinst, wat resulteert in een hoge druk en dus een grotere kans op het ontstaan van decubitus.

Indien een patiënt in bed rechtop gezet dient te worden - bijvoorbeeld bij de maaltijd -, geniet een halfzittende houding (60°) de voorkeur.

In een halfzittende en rechtopzittende houding bestaat het gevaar dat grote schuifkrachten ontstaan. Dit risico kan beperkt worden door het gebruik van een voetenplank en door een patiënt eventjes links en rechts te kantelen of te liften nadat hij in dergelijke houding werd gezet.  

Buikligging kan soms een alternatief bieden.

De druk in buikligging (figuur 3) is laag en ongeveer vergelijkbaar met de druk in semi-fowlerhouding. Om druk ter hoogte van de tenen te voorkomen kan ofwel het voeteneinde van het bed worden afgehaakt met de patiënt wat lager liggend en de voeten over de rand van de matras, ofwel kan een kussen worden gebruikt onder de onderbenen. Beide werkwijzen zorgen er (o.a.) voor dat de tenen drukvrij zijn en dat daar geen decubitus kan ontstaan.

Andere drukpunten worden belast : schouders, thorax, bekken, knieën en ev. tenen en oren. Ze moeten dus geobserveerd worden.

Buikligging valt niet alleen te overwegen bij die patiënten die gewoon zijn in buikligging te slapen, maar ook bij die patiënten met decubitus ter hoogte van de drukpunten in rugligging. Het gebruik van een zachte matras is belangrijk vanuit oogpunt van comfort. Buikligging bij beademde en (sub-)comateuze patiënten is niet zonder risico en kan slechts onder streng gecontroleerde omstandigheden.  

Figuur 3a: Buikligging

 

4.2. Zittende houdingen  

Patiënten die zitten in een zetel, worden bij voorkeur gepositioneerd in een achteroverzittende houding met de benen liggend op een bankje en de hielen drukvrij.

De zithouding die gepaard gaat met de laagste druk en dus het geringste decubitusrisico is een achteroverzittende houding met de benen steunend op een bankje (zie figuur 4). Belangrijk is dat de hielen niet steunen op het bankje. Anders wordt de druk ter hoogte van de hielen groot en kan daar decubitus ontstaan. 

Figuur 4: Achteroverzittende houding met voeten op een bankje

 

Als de rugleuning van de zetel niet achterover kan kantelen, worden patiënten die zitten in een zetel bij voorkeur rechtopzittend gepositioneerd met de voeten op de grond.

Indien de zetel niet achterover gekanteld kan worden, is de beste houding een rechtopzittende houding met de voeten steunend op de grond (zie figuur 5).  

Figuur 5: Rechtopzittende houding met voeten steunend op de grond

 

De tijd die een patiënt doorbrengt al zittend op een stoel wordt best zo kort mogelijk gehouden.

De tijd die een patiënt doorbrengt al zittend op een stoel wordt best zo kort mogelijk gehouden. Het decubitusrisico is erg groot omdat het steunvlak klein en hard is. Waar de zitduur in een zetel al korter moet zijn dan deze in een lighouding, moet de zitduur op een stoel nog veel korter zijn.  

 

Het gebruik van de armleuningen kan helpen de houding te stabiliseren.  

 Het gebruik van de armleuningen kan helpen de houding te stabiliseren.  

 

Voorkomen dat zittende patiënten onderuitglijden of schuinzakken is belangrijk.

Voorkomen dat zittende patiënten onderuitglijden of schuinzakken is belangrijk in het kader van decubituspreventie.

Aandachtspunten hierbij zijn:

  •  Het gebruik van kussens (hoofdkussens of positioneringskussens) om de houding te helpen stabiliseren

  • Bij voorkeur een zetel gebruiken waarbij de zitting lichtjes naar achter helt

  • Het frequent controleren van de zithouding en het corrigeren van het schuinzakken en het onderuitglijden

  • Voldoende zitdiepte (afstand tussen de rand van de zitting en de rugleuning). Bij onvoldoende zitdiepte is er geen bijkomende ondersteuning van de dijen. Hierdoor is er niet alleen een verlies aan stabiliteit en een grotere kans op onderuitglijden of schuinzakken, maar wordt ook het contactoppervlak kleiner en neemt de druk dus toe.


 Verwijzingen 

(1)     Braden BJ, Bryant R. Innovations to prevent and treat pressure ulcers. Geriatr Nurs 1990; 11:182-186.
(2)     Barnett RI, Shelton FE. Measurement of support surface efficacy: pressure. Adv Wound Care 1997; 10(7):21-29.
(3)     Harada C, Shigematsu T, Hagisawa S. The effect of 10-degree leg elevation and 30-degree head elevation on body displacement and sacral interface pressures over a 2-hour period. J Wound Ostomy Continence Nurs 2002; 29(3):143-148.
(4)     Sideranko S, Quinn A, Burns K, Froman RD. Effects of position and mattress overlay on sacral and heel pressures in a clinical population. Res Nurs Health 1992; 15:245-251.
(5)     Rondorf Klym LM, Langemo D. Relationship between body weight, body position, support surface, and tissue interface pressure at the sacrum. Decubitus 1993; 6:22-30.
(6)     Defloor T. Het effect van de houding en de matras op het ontstaan van drukletsels. Verpleegkunde 1997; 12(3):140-149.
(7)     Defloor T. [Less frequent turning intervals and yet less pressure ulcers]. Tijdschr Gerontol Geriatr 2001; 32(4):174-177.
(8)     Seiler WO, Allen S, Stahelin HB. Influence of the 30 degrees laterally inclined position and the 'super-soft' 3-piece mattress on skin oxygen tension on areas of maximum pressure--implications for pressure sore prevention. Gerontology 1986; 32:158-166.
(9)     Garber SL, Campion LJ, Krouskop TA. Trochanteric pressure in spinal cord injury. Arch Phys Med Rehabil 1982; 63(11):549-552.
(10)   Colin D, Abraham P, Preault L, Bregeon C, Saumet JL. Comparison of 90 degrees and 30 degrees laterally inclined positions in the prevention of pressure ulcers using transcutaneous oxygen and carbon dioxide pressures. Adv Wound Care 1996; 9(3):35-38.
(11)   Defloor T. The effect of position and mattress on interface pressure. Appl Nurs Res 2000; 13(1):2-11.
(12)   Barbenel JC, Jordan MM, Nichol SM, Clark MO. Incidence of pressure-sores in the Greater Glasgow Health Board area. Lancet 1977; II:548-550.
(13)   Gebhardt K, Bliss MR. Preventing pressure sores in orthopaedic patients - is prolonged chair nursing detrimental ? Journal of Tissue Viability 1994; 4(2):51-54.
(14)   Koo TK, Mak AF, Lee YL. Posture effect on seating interface biomechanics: comparison between two seating cushions. Arch Phys Med Rehabil 1996; 77(1):40-47.
(15)   Defloor T, Grypdonck M. Het belang van zithouding en drukreducerende kussens in het ontstaan van drukletsels. Verpleegkunde 1998; 13(3):185-194.
(16)   Gilsdorf P, Patterson R, Fisher S. Thirty-minute continuous sitting force measurements with different support surfaces in the spinal cord injured and able- bodied. J Rehabil Res Dev 1991; 28:33-38.
(17)   Van Der Wurff P. Preventie en behandeling van decubitus. T V Z 1989; 43(13):425-428.
(18)   Park CA. Activity positioning and ischial tuberosity pressure: a pilot study. Am J Occup Ther 1992; 46:904-909.
(19)   Stinson MD, Porter-Armstrong A, Eakin P. Seat-interface pressure: a pilot study of the relationship to gender, body mass index, and seating position. Arch Phys Med Rehabil 2003; 84(3):405-409.

<Start> <Overzicht> <Omschrijving> <Principe> <Literatuur> <Aanbevelingen> <Verwijzingen>

 

 

Defloor T., Herremans A., Grypdonck M. et al. Herziening Belgische richtlijnen voor Decubituspreventie. Brussel: Federaal Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, 2004.