<Overzicht>
<Omschrijving> <Principe>
<Literatuur> <Aanbevelingen>
<Verwijzingen>
<Foammatras>
<Watermatras> <Holle-vezelmatrassen>
<Hoezen> <Operatietafelmatrassen>
<Low-air-loss systemen>
<Air-fluidised bedden>
In
de onderzoeksliteratuur vinden we verscheidene onderzoeken waarin
drukverlagende hulpmiddelen in lighoudingen getest worden op enerzijds
hun drukspreidingscapaciteit
en anderzijds op hun effect op het al dan niet ontwikkelen van
drukletsels .
In de meeste onderzoeken worden vergelijkingen gemaakt tussen
verschillende systemen: de standaard ziekenhuismatras, de foammatras,
de watermatras, een
holle-vezelmatras.
Soms
wordt ten onrechte een onderscheid gemaakt tussen drukopheffende en
drukverlagende systemen .
Drukopheffende systemen zouden de contactdruk verminderen tot onder de
capillaire sluitdruk, die gewoonlijk gedefinieerd wordt als zijnde 32
mmHg .
Deze druk heeft echter weinig betekenis . Krouskop e.a. benadrukten dat geen
algemeen geldende limietwaarde waaronder bij niemand decubitus optreedt,
kan worden gehanteerd. Hiervoor varieert de capillaire sluitdruk
individueel te sterk afhankelijk van individuele medische en fysieke
kenmerken
Een systeem als voor elke patiënt drukopheffend omschrijven kan niet.
Statische
systemen
worden als drukreducerend hulpmiddel gebruikt in de preventie van
decubitus. Door de aard en de samenstelling van het materiaal zal de
vormconsistentie van de matras wijzigen
ten gevolge van de druk die erop uitgeoefend wordt door het
lichaamsoppervlak van de patiënt. Dit in tegenstelling tot dynamische
matrassen die door externe factoren (bv. luchtpomp) kunnen wijzigen van
vorm. Voorbeelden van dergelijke matrassen zijn: foammatrassen,
watermatrassen en
holle-vezelmatrassen.
In
tegenstelling tot matrassen of matrasvervangende systemen die
rechtstreeks op het bedframe worden gelegd, worden oplegmatrassen
bovenop een matras gelegd. De werking van deze dunnere oplegmatrassen is
identiek aan deze van de drukreducerende
matrassen.
In
tegenstelling tot de statische
drukverlagende systemen zijn de dynamische drukverlagende systemen elektrisch aangedreven systemen. Beide systemen pogen
het drukoppervlak (contactvlak tussen patiënt en systeem) te vergroten
en zo de grootte van de druk en schuifkracht
te verminderen.
De
belangrijkste dynamische drukverlagende systemen zijn: de ‘air-fluidised’
bedden en de ‘low air-loss’
systemen en de continue-lage-druksystemen.
De
air-fluidised’ bedden bestaan
uit een kuip, een omhulsel en een pompssysteem. De matras is
samengesteld uit siliconenkorrels die omgeven zijn door een
kunststofhoes . Wanneer doorheen de
siliconenkorrels warme lucht (28° - 35°) wordt geblazen, gedragen de
siliconenkorrels zich als een ‘vloeistof’. Hierdoor wordt het
lichaam als het ware ondergedompeld in de matras, waardoor het contactoppervlak
lichaam – matras maximaal wordt. Dit kan omschreven worden als een ‘drijfzandeffect’.
De drukspreiding is verantwoordelijk voor een daling van de grootte van
de druk en schuifkracht.
Als de hoes te beperkt elastisch is, vermindert
het drukreducerend vermogen van het air-fluidised
bed. De hoes is permeabel voor lichaamsvocht,
waardoor de lichaamsvochten in de kuip met siliconenkorrels terecht
kunnen komen.
Low-air–loss’
systemen
bestaan, net als de
alternerende systemen, uit een pomp en een matras. De matras bestaat
uit verschillende compartimenten omgeven door een voor lucht permeabele hoes
. Doorheen de
compartimenten wordt een continue opgewarmde luchtstroom geblazen, die
het verlies van lucht doorheen de hoes dient te
compenseren. De patiënt wordt in de matras ondergedompeld waardoor het contactoppervlak
vergroot wordt. Dit kan omschreven worden als een ‘hoovercraft-effect’.
Net zoals bij de ‘air-fluidised’
bedden worden op deze wijze de grootte van de druk
en schuifkracht
verkleind. De waterdichte hoes is
(micro-)permeabel voor lucht. Hoe minder elastisch de hoes
is, hoe meer het drukreducerend vermogen van de matras wordt verminderd.
Continue-lage-druksystemen
zijn systemen waarbij de matras bestaat uit één of meerdere met lucht
gevulde componenten. Via sensoren wordt de druk in de componenten
gemeten en geregeld door lucht via een kleppensysteem te laten
ontsnappen of bij te pompen. Via de hoes ontsnapt geen lucht, hetgeen
wel het geval is bij low-air-loss' systemen.
Verminderen
van de grootte van de druk en de schuifkracht.
Verscheidene
studies vergelijken foammatrassen met
standaard matrassen in verschillende settings en met verschillende
proefpersonen (van gezonde vrijwilligers tot hoog-risicopatiënten)
.
In deze studies worden meer drukreducerende eigenschappen bij de foammatrassen
geregistreerd dan bij de standaard ziekenhuismatras.
Visco-elastische
matrassen bestaan uit foam met traag geheugen (‘slow foam’ of
‘traagfoam’). Dit foam probeert bij belasting niet de
oorspronkelijke vorm te behouden, waardoor een betere drukreductie wordt
bekomen. Het effect is
te vergelijken met het gaan zitten op een ballon gevuld met zand : het
zand zal zich herverdelen en een nieuwe vorm aannemen. Klassieke foams
pogen bij belasting wél hun oorspronkelijke vorm terug aan te
nemen.Hier is het effect te vergelijken met het gaan zitten op een
ballon gevuld met water : het water tracht de oorspronkelijke vorm terug
aan te nemen.' Temperatuurgevoeligheid
is eveneens een belangrijk kenmerk. Door de lichaamstemperatuur van de
patiënt wordt de oppervlakkige laag van de foam soepeler en zachter dan
de diepere ondersteunende lagen. De fysiologische lighouding blijft
bewaard (het bekken zakt niet dieper), met een betere drukverdeling over
het volledige lichaam tot gevolg
Een
drukreductie van 20 tot 30% wordt waargenomen in verschillende
lichaamshoudingen (zie houdingen) wanneer proefpersonen plaatsnemen op
een visco-elastische
polyethyleen-urethaanmatras
In
sommige studies worden foammatrassen ook vergeleken
met dynamische matrassen (bijv. alternerende
matrassen). Wanneer dynamische systemen worden gebruikt, is het al
onduidelijk welke contactdrukwaarden (maximum- en de minimumdruk,
gemiddelde druk over een
tijdsinterval, gecumuleerde druk over
de tijd, …) gehanteerd moeten worden. De contactdruk wijzigt immers
cyclisch. Helemaal oninterpreteerbaar wordt het indien statische
en dynamische systemen
met elkaar vergeleken worden op basis van drukmetingen.
Hoe drukreducerende matrassen
zich verhouden t.o.v. dynamische systemen is onduidelijk en vergt
bijkomend onderzoek .
In
een meta-analyse van 14 klinische studies (randomised controlled trials)
i.v.m. statische matrassen, die
gepubliceerd werden tussen 1964 en 1998, geven Cullum e.a. aan dat,
ondanks methodologische problemen van de meeste onderzoeken,toch
geconcludeerd kan worden dat foammatrassen de druk
beter reduceren dan de klassieke ziekenhuismatrassen. De geanalyseerde
onderzoeken laten niet toe een beste koop aan te bevelen
Uit
een recent gerandomiseerd klinisch experiment bij 838 geriatrische
patiënten bleek dat het aantal decubitusletsels (blaarvorming,
oppervlakkige en diepe decubitus) het sterkst kon worden verminderd door
wisselligging
om de vier uur te combineren met het gebruik van een visco-elastische
matras. Het gebruik van een drukreducerende visco-elastische
matras met wisselhouding om de 6 uur volstond niet om de
decubitusincidentie te doen dalen
De
watermatras heeft een duidelijk drukreducerend effect
(1)
vinden geen verschil
in druk tussen een water- en een
luchtmatras. Wells et al.
meten bij
paraplegiepatiënten een lagere druk
dan op een foammatras. Hun meting beperkt zich
echter tot 4 meetpunten.
Groen
e.a.
vonden bij 60
patiënten met decubitusletsels (graad 3 en 4) en liggend op een foammatras
dat deze letsels na 4 weken bij 27 patiënten (48.3%) genezen waren. Dit
was het geval bij 29 van 60 patiënten liggend op een watermatras. Dit
verschil was statistisch niet significant.
Een
belangrijk nadeel van watermatrassen/bedden is dat spontane
houdingsveranderingen van de patiënt bemoeilijkt worden. Het kost veel
meer inspanning om van houding te veranderen of veranderd te worden.
Hierdoor verlengt de duur van immobilisatie en neemt het risico op
decubitus toe. Het is bovendien bijzonder moeilijk om iemand correct te
positioneren in een zijligging 30° . Andere gekende
nadelen van de watermatras zijn het gewicht van de matras en de
afkoeling die veroorzaakt wordt .
Er
wordt geen significant verschil in druk
aangetoond bij holle-vezelmatrassen in vergelijking met een standaard
ziekenhuismatras . In vergelijking met
dynamische systemen worden minder decubitusletsels geregistreerd bij de
dynamische systemen dan bij de holle-vezelmatrassen .
De
hoes van een matras kan het drukreducerend
vermogen van een matras beperken door een gebrek aan elasticiteit. Hoe
hoger de membraanstijfheid is, hoe meer kans er is dat een hangmateffect
(‘hammock-effect’) ontstaat. Zo’n hangmateffect
ontstaat bij een strak gespannen ondersteuningsvlak. Het
spreidingseffect vermindert dan met zowel een verhoogde schuifkracht
als een verhoogde druk tot gevolg.
Hoe lager de coëfficiënt van frictie, hoe lager de schuifkracht
is
De
hoes zal ook bepalend zijn voor de mate van
waterdampdoorlaatbaarheid en warmte-afvoer (van belang voor de
verhitting van de huid en het comfortgevoel) .
Om
de druk te reduceren werden
verschillende types van operatietafelmatrassen ontwikkeld .
De kenmerken van een ideale operatietafelmatras zijn volgens Hoshowsky
en Schramm
stabiliteit,
stevigheid, drukvermindering en egale drukverdeling zonder dat ‘bottoming-out’
optreedt.
In
de studie van Gendron
werden 89 patiënten
op een gelmatras gelegd en 34% ontwikkelden
decubitus graad I en 3.3% decubitus graad 2. De afwezigheid van een
controlegroep laat niet toe besluiten te trekken over de relatieve
effectiviteit van de gelmatras in het voorkomen
van decubitus. Nixon
e.a.
vonden dat de kans om
decubitus te ontwikkelen tot de helft werd gereduceerd, wanneer een gelmatras
(22/205) in plaats van de standaard matras (43/211) werd gebruikt.
In
een drukmeting
bij 36 proefpersonen liggend en zittend in verschillende
operatiehoudingen bleken gelmatras en gewone foammatras
een onvoldoende drukreducerende werking te hebben en dit in
tegenstelling tot de visco-elastische
foammatrassen. Enkel in zijligging hadden deze
visco-elastische foammatrassen
een te beperkte drukreductie (dubbel zo hoge druk als in rugligging)
Ook in een
peroperatoire drukmeting
bij patiënten bleken gelmatrassen de druk
onvoldoende de reduceren .
Hawkins
onderzocht de
decubitusincidentie bij 361 cardiovasculaire patiënten liggend op een
standaard operatietafelmatras, een luchtmatras of een foammatras.
Ze vond een lagere decubitusincidentie bij patiënten op een foammatras
(<1%) en een luchtmatras (0%) in vergelijking met patiënten op een
standaard matras (6.5%).
Hieldecubitus
is een frequent voorkomend probleem .
Drukopheffing ter hoogte van de hielen kan dit voorkomen (zie Hielbeschermers/Zwevende
hielen).
Ferrell
et al.
rapporteerden een
versnelde heling van decubitusletsels bij patiënten die verzorgd werden
op een low-air-loss systeem in vergelijking met patiënten verzorgd op
een foammatras.
Inman
et al.
vonden een lagere
deubitusincidentie bij intensieve-zorgenpatiënten liggend op een
low-air-loss systeem in vergelijking met patiënten liggend op een
standaard intensieve-zorgenbed.
Warner
vond geen verschil in
wondheling tussen patiënten liggend op een low-air-loss systeem en
patiënten liggend op een foammatras met
slappe, ruimzittende hoes. Het aantal patiënten
in deze studies is echter dermate klein (20 patiënten) dat een
eventueel bestaand verschil waarschijnlijk niet onderkend zou zijn.
Allman
et al.
constateerden
decubitusletsels sneller heelden bij patiënten liggend op een
air-fluidised bed dan bij patiënten die om de 2 uur wisselligging
kregen op een alternerende matras.
Ook Munro et al.
meldden een versnelde
genezing bij patiënten op een air-fluidised
bed.
Strauss
et al.
vonden geen
significant verschil qua genezingssnelheid van decubitusletsels bij
patiënten die verzorgd werden op een air-fluidised
bed in vergelijking met patiënten die een conventionele
wondtherapie ontvingen. Economides
et al.vonden geen verschil
qua druk en qua wondheling na een
plastische chirurgische ingreep (myocutane flap bij decubitusletsel) bij
patiënten liggend op een air-fluidised
bed in vergelijking met patiënten liggend op een luchtmatras. Het
aantal patiënten in deze laatste studies is echter dermate klein (12
patiënten) dat een eventueel bestaand verschil waarschijnlijk niet
onderkend zou zijn.
In
een onderzoek van Wille et al.
werd bij intensieve
zorgenpatiënten een decubitusincidentie van 12% gevonden indien een air-fluidised
bed werd ingeschakeld en 21% indien een blokkenmatras uit foam werd
gebruikt. Dit verschil was niet significant door het relatief beperkt
aantal patiënten dat deelnam aan deze studie.
Matrassen
waarbij het contactoppervlak verkleind
wordt door er bijvoorbeeld blokken uit te halen waardoor de patiënt
slechts op een kleiner contactoppervlak
steunt, verhogen de druk en horen dus
niet thuis in de preventie van decubitus.
Statische
drukreducerende matrassen worden best als aanvullend hulpmiddel
gehanteerd in het kader van decubituspreventie. Verschillende statische
systemen hebben een drukreducerend effect. De drukreductie die visco-elastische
foammatrassen bewerkstelligen is reëel, maar
onvoldoende groot om als enig preventief middel bij risicopatiënten te
fungeren (67). Wisselhouding
blijft noodzakelijk, zij het minder frequent (zie wisselhouding).
Belangrijk
is het aantal lagen tussen patiënt en drukreducerend systeem zo gering
mogelijk te houden. Meerdere lagen plaatsen tussen patiënt en matras
doet de drukherverdelende werking van een matras teniet. De patiënt kan
onvoldoende ‘zakken’ in de matras. Het steunoppervlak wordt niet
maximaal vergroot en de druk wordt
dus niet zo laag mogelijk. Een extra bedzeil, molton, steeklaken of
schapenvacht worden dus best niet gebruikt.
Stevig
ingestopte lakens (klassieke ziekenhuishoeken) verhinderen dat de
patiënt maximaal ondersteund wordt door een zachtere, drukreducerende
matras. Hierdoor wordt het steunoppervlak niet maximaal vergroot en
vermindert dus het drukreducerende vermogen van de matras. Een
(elastisch) hoeslaken kan dit voorkomen.
Matrassen
verschillen qua samenstelling en preventieve waarde .
Sommige
visco-elastische matrassen
blijken de druk 20 tot 30% te
reduceren in vergelijking met niet-drukreducerende
matrassen. Andere visco-elastische
matrassen slagen hier in mindere mate in Er is echter nog onvoldoende onderzoek beschikbaar om een
beste koop te kunnen aanduiden.
Naast
de drukreducerende eigenschappen, zijn er ook nog een aantal bijkomende
aandachtspunten waarmee rekening moet gehouden worden bij de aanschaf
van drukreducerende matrassen
(en van de hoezen):
-
Statische
drukverlagende matrassen zijn
pas effectief indien ze zorgen voor een grote spreiding van het
drukoppervlak (hoe groter de spreiding, hoe lager de druk
op het weefsel). Niet alleen de matras, maar ook de hoes
speelt hierin een rol
-
Statische
drukverlagende
matrassen
moeten schuifkrachten
vermijden. In principe moet de statische matras zich mee verplaatsen
met het lichaam van de patiënt als deze zich in lighouding
verplaatst
Ook de hoes
speelt hierin een rol.
-
Statische
drukverlagende
matrassen
moeten comfortabel zijn voor de patiënt en voor de zorgverlener .
Oplegmatrassen verhogen het bed, waardoor een patiënt minder
gemakkelijk en minder veilig zelfstandig in en uit bed kan. Het
gewicht van oplegmatrassen (bijv. watermatras)
kan een extra rugbelasting betekenen bij transport.
-
Een
‘bottoming-out’ effect, waarbij de patiënt niet langer
ondersteund wordt door de matras, maar steunt op het onderliggende
oppervlak, mag niet optreden; ook niet bij obese patiënten. Indien
bij handcheck
(zie figuur
1) het lichaamsoppervlak van de patiënt gevoeld kan worden,
komt de effectiviteit van het gebruikte materiaal in het gedrang .
Andere
kenmerken die van belang zijn bij de beslissing tot aankoop van statische
matrassen zijn: verhouding prijs – kwaliteit, duurzaamheid,
brandbestendigheid, gewicht (vooral voor oplegmatrassen),
hygiëne en onderhoud.
De
relatief lage prijs en relatief lange levensduur van drukreducerende
matrassen enerzijds en het comfort voor de patiënt anderzijds
kunnen het interessant maken om dergelijke matrassen standaard te
voorzien voor alle patiënten in een instelling. Dit zou niet alleen het
comfort van de patiënt verhogen, maar zou ook het het decubitusrisico
verminderen bij de patiënt die nog beschikt over enige mobiliteit en
zelf nog in staat is om zich op te heffen of om zich in bed te
verplaatsen, zij het in mindere mate of na aanwijzingen van de
verpleegkundige (13)
.
Visco-elastische
matrassen slagen erin om het drukoppervlak te vergroten en zo de druk
te verminderen. Dit is echter niet het geval in zijligging. Of in
zijligging een statische matras het contactoppervlak
voldoende kan vergroten, blijft een vraag.
De
druk op watermatrassen
is weliswaar lager dan op een klassieke ziekenhuismatras, maar door de
immobilisatie die de watermatras in
de hand, werkt wordt de duur van de druk verhoogd. Het niet correct
kunnen positioneren in zijligging
heeft zowel een grotere druk als
vermindering van het comfort tot gevolg. Ook de temperatuurschommelingen
en het sterk fluctuerend karakter van de watermatras beïnvloeden het
comfort van de patiënt. Voor de zorgverlener is de watermatras zwaar en
een behoorlijk onhandig hanteerbaar materiaal.
Holle-vezelmatrassen
hebben een onvoldoende drukreducerend vermogen.
Indien
de patiënten geen wisselhouding
(al of niet in combinatie met drukreducerende statische
matrassen) kunnen krijgen, vormen de alternerende
matrassen en de dynamische drukherverdelende matrassen een zinvol en
effectief alternatief (70).
Gelmatrassen
slagen er niet in voldoende mate in om het drukoppervlak te vergroten en
zo de druk te verminderen.
(1)
Sideranko S, Quinn A, Burns K, Froman RD. Effects of position
and mattress overlay on sacral and heel pressures in a clinical
population. Res Nurs Health 1992; 15:245-251.
|
(2) Haalboom JR, Bakker H. Herziening consensus
preventie en behandeling decubitus. Ned Tijdschr Geneeskd 1992;
136:1306-1308.
|
(3)
Thompson Bishop JY, Mottola CM. Tissue interface pressure and
estimated subcutaneous pressures of 11 different
pressure-reducing support surfaces. Decubitus 1992; 5:42-6, 48.
|
(4)
Neander KD, Birkenfeld R. The influence of various support
systems for decubitus ulcer prevention on contact pressure and
percutaneous oxygen pressure. Intensive Care Nurs 1991;
7:120-127.
|
(5)
Jester J, Weaver V. A report of clinical investigation of
various tissue support surfaces used for the prevention, early
intervention and management of pressure ulcers. Ostomy Wound
Manage 1990; 26:39-45.
|
(6)
Jeneid P. Static and dynamic support systems-pressure
differences on the body. In: Kenedi RM, Cowden JM, Scales JT,
editors. Bedsore biomechanics. London: Mac millan, 1976:
287-299.
|
(7)
Sloan DF, Brown RD, Larson DL. Evaluation of a simplified water
mattress in the prevention and treatment of pressure sores.
Plast Reconstr Surg 1977; 60(4):596-601.
|
(8)
Wells P, Geden E. Paraplegic body support on convoluted foam,
waterbed and standard matresses. Res Nurs Health 1984;
7:127-133.
|
(9)
Mayrovitz HN, Regan MB, Larson PB. Effects of rythmically
alternating and static support surfaces on skin microvascular
perfusion. Wounds 1993; 5(1):47-55.
|
(10) Truwant L. De impact van tijd en druk op de
drukreducerende capaciteit van een schuimrubber matras t.h.v.
van het sacrum. Niet-gepubliceerde Eindverhandeling K.U.Leuven,
1996.
|
(11) Defloor T. Het effect van de houding en de
matras op het ontstaan van drukletsels. Verpleegkunde 1997;
12(3):140-149.
|
(12) De Keyser G. Vergelijkende studie naar de
drukverdeling van 19 drukverminderende materialen. Leuven:
Universitaire Ziekenhuizen, 1992.
|
(13) Kemp MG, Kopanke D, Tordecilla L, Fogg L,
Shott S, Matthiesen V et al. The
role of support surfaces and patient attributes in preventing
pressure ulcers in elderly patients. Res Nurs Health 1993;
16:89-96.
|
(14)
Conine TA, Daechsel D, Lau MS. The
role of alternating air and Silicore overlays in preventing
decubitus ulcers. Int
J Rehabil Res 1990; 13:57-65.
|
(15)
Daechsel D, Conine TA. Special
mattresses: effectiveness in preventing decubitus ulcers in
chronic neurologic patients. Arch Phys Med Rehabil 1985;
66(4):246-248.
|
(16) Hofman A, Geelkerken RH, Wille J, Hamming
JJ, Hermans J, Breslau PJ. Pressure
sores and pressure-decreasing mattresses: controlled clinical
trial. Lancet 1994; 343:568-571.
|
(17)
Bell JC, Matthews SD. Results of a clinical investigation of
four pressure-reduction replacement mattresses. J
ET Nurs 1993; 20:204-210.
|
(18)
Ooka M, Kemp MG, McMyn R, Shott S. Evaluation of three types of
support surfaces for preventing pressure ulcers in patients in a
surgical intensive care unit. Journal of WOCN 1995;
22(6):271-279.
|
(19)
Gebhardt KS, Bliss MR, Thomas J. Pressure-relieving supports in
an ICU. Journal of Wound Care 1996; 5(3):116-121.
|
(20)
Bergstrom N, Bennett MA, Carlson CE, et al. Treatment
of pressure ulcers. Clinical Practice Guideline, No. 15.
Rockville, MD: Departement of Health and Human Services. Public
Health Service, Agency for Health Care Policy and Research.
AHCPR Publication No. 95-0652;
1994.
|
(21)
Colwell JC. Selecting supporting surfaces. In: Krasner D,
Kane D, editors. Chronic
wound care. Wayne: Health Mangement Publications, 1997: 276-283.
|
(22)
Stewart TP. Support systems. In: Parish LC, Witkowski JA,
Crissey JT, editors. The decubitus ulcer in clinical practice.
Berlin: Springer, 1997: 145-168.
|
(23)
Maklebust J. An update on horizontal patient support surfaces.
Ostomy Wound Manage 1999; 45(1A (Suppl)):71S-77S.
|
(24)
Scott SM, Mayhew PA, Harris EA. Pressure ulcer development in
the operating room. Nursing implications. AORN J 1992;
56:242-250.
|
(25)
Hoshowsky VM, Schramm CA. Intraoperative pressure sore
prevention: an analysis of bedding materials. Res Nurs Health
1994; 17(5):333-339.
|
(26)
Blaylock B. Measuring tissue interface pressures of two support
surfaces used in the operating room. Ostomy Wound Manage 1994;
40:42-48.
|
(27) Defloor T. Drukreductie en wisselhouding in
de preventie van decubitus. Universiteit
Gent, 2000.
|
(28)
Krouskop TA, Garber SL, Noble P. Pressure management and the
recumbent person. In: Bader DL, editor. Pressure sores. Clinical
practice and scientific approach. London: MacMillan, 1990:
235-248.
|
(29)
Burman PM. Using pressure measurements to evaluate different
technologies. Decubitus 1993; 6:38-42.
|
(30)
Guttmann L. The prevention and treatment of pressure sores. In:
Kenedi RM, Cowden JM, Scales JT, editors. Bedsore Biomechanics.
Baltimore: University Park Press, 1976: 153-159.
|
(31)
McLeod AG. Principles of alternating pressure surfaces. Adv
Wound Care 1997; 10(7):30-36.
|
(32)
Brienza DM, Geyer MJ. Understanding support surface
technologies. Adv Skin Wound Care 2000; 13(5):237-244.
|
(33)
Collier ME. Pressure-reducing mattresses. Journal of Wound Care
1996; 5(5):207-211.
|
(34) Willems P. Het drukreducerend effect van
schuimrubber matrassen. Niet-gepubliceerde Eindverhandeling
K.U.Leuven, 1995.
|
(35)
Bergstrom N. Review: specially designed products to prevent or
heal pressure sores are more effective than standard
mattresses... commentary on Cullum N, Deeks J, Sheldon TA et al.
Beds, mattresses and cushions for pressure sore prevention and
treatment. (Cochrane Review, latest version 2000). In: Cochrane
Library. Oxford: Update Software]. Evidence Based Nursing 2000;
3:54.
|
(36)
Gray DG, Smith M. Comparison of a new foam mattress with the
standard hospital mattress. J Wound Care 2000; 9(1):29-31.
|
(37)
Hampton S. Efficacy and cost-effectiveness of the Thermo contour
mattress. Br J Nurs 1999; 8(15):990-996.
|
(38)
Defloor T. The effect of position and mattress on interface
pressure. Appl Nurs Res 2000; 13(1):2-11.
|
(39)
Fontaine R. Investigating the efficacy of a nonpowered
pressure-reducing therapeutic mattress: a retrospective
multi-site study. Ostomy Wound Manage 2000; 46(9):34-43.
|
(40)
Crow RA, Clark M. Current Management for the prevention of
pressure sores. In: Bader DL, editor. Pressure sores. Clinical
practice and scientific approach. London: MacMillan, 1990:
43-52.
|
(41)
Rithalia S, Gonsalkorale M. Comparison of four alternating
pressure air mattresses using a time based pressure treshold
technique and continuous measurements of transcutaneous gases.
19. 1997. Oxford, The first European Pressure Ulcer
Advisory Panel Open Meeting.
|
(42)
Cullum N, Deeks J, Fletcher A, Long A, Mouneimne H, Sheldon T et
al. The prevention and treatment of pressure sores: How
effective are pressure-relieving interventions and risk
assessment for the prevention and treatment of pressure sores?
Effective Health Care 1995; 2(1):1-16.
|
(43)
Cullum N, Deeks J, Sheldon TA, Fletcher AW. Beds, mattresses and
cushions for pressure sore prevention and treatment. The
Cochrane Library 2000;(4):Oxford: Update Software.
|
(44)
Groen HW, Groenier KH, Schuling J. Comparative study of a foam
mattress and a water mattress. J Wound Care 1999; 8(7):333-335.
|
(45) Roegies S. Onderzoek naar het drukreducerend
effect van verschillende types visco-elastische oplegmatrassen.
Verpleegwetenschap Universiteit Gent, 2001.
|
(46)
Chow W, Juvinall R, Cockrell J. Effects and characteristics of
cushion covering membranes. In: Kenedi RM, Cowden JM, Scales JT,
editors. Bedsore biomechanics. London: MacMillan, 1976: 96-99.
|
(47)
Jay R. Pressure and shear : their effects on support surface
choice. Ostomy Wound Manage 1995; 41(8):36-44.
|
(48)
Nelson EA. Reporting pressure sores [editorial; comment]. Prof
Nurse 1997; 12(9):617.
|
(49)
Moore E, Rithalia S, Gonsalkorale M. Assessment of the charnwood
operating table and hospital trolley mattresses. Journal of
Tissue Viability 1992; 2(2):71-72.
|
(50)
Moore E, Green K, Rithalia S. A survey of operating table pads
and patient trolley mattresses. Journal of Tissue Viability
1992; 2(2):67.
|
(51)
Gendron F. "Burns" occurring during lengthy surgical
procedures. Journal of Clinical Engineering 1980; 5(1):19-26.
|
(52)
Nixon J, McElvenny D, Mason S, Brown J, Bond S. A sequential
randomised controlled trial comparing a dry visco-elastic
polymer pad and standard operating table mattress in the
prevention of post-operative pressure sores. Int J Nurs Stud
1998; 35(4):193-203.
|
(53)
Defloor T, De Schuijmer J. An evaluation of four operating table
mattresses used for preventing pressure ulcers. EPUAP review
1999; 1(2):42.
|
(54)
De Keyser G. A study of the effect of pressure during surgery
with a view to the prevention of pressure sores. Utrecht:
Hogeschool Utrecht, 2000.
|
(55)
Hawkins JE. The effectiveness of pressure-reducing table pads as
an intervention to reduce the risk of intraoperatively acquired
pressure sores. Mil Med 1997; 162(11):759-761.
|
(56) Smet IG, Vercauteren MP, De Jongh RF,
Vundelinckx GJ, Heylen RJ. Pressure
sores as a complication of patient-controlled epidural analgesia
after cesarean delivery. Case report. Reg Anesth 1996;
21(4):338-341.
|
(57)
Maklebust JA, Mondoux L, Sieggreen M. Pressure relief
characteristics of various support surfaces used in prevention
and treatment of pressure ulcers. J Enterostomal Ther 1986;
13:85-89.
|
(58)
Gunningberg L, Lindholm C, Carlsson M, Sjoden PO. Reduced
incidence of pressure ulcers in patients with hip fractures: a
2-year follow-up of quality indicators. Int J Qual Health Care
2001; 13(5):399-407.
|
(59)
Ferrell BA, Osterweil D, Christenson P. A randomized trial of
low-air-loss beds for treatment of pressure ulcers [published
erratum appears in JAMA 1993 Jun 2;269(21):2739] [see comments].
JAMA 1993; 269(4):494-497.
|
(60)
Inman KJ, Sibbald WJ, Rutledge FS, Clark BJ. Clinical utility
and cost-effectiveness of an air suspension bed in the
prevention of pressure ulcers [see comments]. JAMA 1993;
269(9):1139-1143.
|
(61)
Warner DJ. A clinical comparison of two pressure-reducing
surfaces in the management of pressure ulcers. Decubitus 1992;
5(3):52-60, 62.
|
(62)
Allman RM, Walker JM, Hart MK, Laprade CA, Noel LB, Smith CR.
Air-fluidized beds or conventional therapy for pressure sores. A
randomized trial. Ann Intern Med 1987; 107:641-648.
|
(63)
Munro BH, Brown L, Heitman BB. Pressure ulcers: one bed or
another? Geriatr Nurs 1989; 10:190-192.
|
(64)
Strauss MJ, Gong J, Gary BD, Kalsbeek WD, Spear S. The cost of
home air-fluidized therapy for pressure sores. A randomized
controlled trial. J Fam Pract 1991; 33:52-59.
|
(65)
Economides NG, Skoutakis VA, Carter CA, Smith VH. Evaluation of
the effectiveness of two support surfaces following myocutaneous
flap surgery. Adv Wound Care 1995; 8(1):49-53.
|
(66)
Wille J. Prevention of pressure sores in surgical patients with
emphasis on intensive care. Utrecht: Universiteit
Utrecht, 1998.
|
(67)
Gunningberg L, Lindholm C, Carlsson M, Sjoden PO. Effect of
visco-elastic foam mattresses on the development of pressure
ulcers in patients with hip fractures. J Wound Care 2000;
9(10):455-460.
|
(68)
Maklebust J, Sieggreen M. Pressure ulcers. Guidelines for
prevention and nursing management. 2 ed. West Dundee,IL: S-N
Publications, 1996.
|
(69)
Bain DS, Ferguson-Pell MW, Davies P. An instrument for
in-service testing of mattresses. J Tissue Viability 2001;
11(4):161-165.
|
(70)
Phillips L. Cost-effective strategy for managing pressure ulcers
in critical care: a prospective, non-randomised, cohort study. J
Tissue Viability 2000; 10(3 su):2-6.
|
<Start> <Overzicht>
<Omschrijving> <Principe>
<Literatuur> <Aanbevelingen>
<Verwijzingen>
|