<Overzicht>
<Omschrijving> <Principe>
<Literatuur> <Aanbevelingen>
<Verwijzingen>
Wisselhouding geven is het iemand in een
andere houding positioneren, waardoor alle punten waarop het lichaam
steunt (de drukpunten) worden gewijzigd. Indien de houding voldoende
frequent wordt gewijzigd en het zuurstoftekort ter hoogte van de
weefsels dus niet te lang duurt, zal geen irreversibele weefselschade
optreden en ontstaat er dus geen decubitus.
Wisselhouding verwijst zowel naar liggende (wisselligging) als zittende
houding.
Verminderen
van de duur van de druk en de schuifkracht.
Dat
wisselhouding belangrijk is in de preventie van decubitus is al lang
gekend. Reeds in 1848 schreef Robert Graves
dat decubitus
voorkomen kon worden door regelmatige houdingsveranderingen.
Over
de noodzakelijke en juiste frequentie van wisselhouding bestaat echter
zeer weinig onderzoek. Norton
e.a.
onderzochten
gehospitaliseerde bejaarde vrouwen en vonden een lagere
decubitusincidentie bij de patiënten die wisselhouding kregen.
Onduidelijk is hoe frequent wisselhouding werd toegepast of op welke
basis deze vrouwen wisselhouding kregen.
Knox
e.a.
vonden bij gezonde
bejaarden dat de huidtemperatuur en het discomfort stegen naarmate de
proefpersonen langer in een zelfde houding bleven liggen.
Uit
een gerandomiseerd klinisch experiment bij 838 geriatrische patiënten
bleek dat de
incidentie van decubitusletsels (blaarvorming, oppervlakkige en diepe
decubitus) het sterkst daalde door wisselhouding om de vier uur te
combineren met het gebruik van een drukreducerende visco-elastische matras
(met een drukreductie van 20 à 30% in vergelijking met een
niet-drukreducerende matras). Wisselligging om de
twee uur bleek eveneens de incidentie van decubitusletsels te
verminderen, zij het in mindere mate. Wisselligging om de drie uur bleek
niet voldoende te zijn om decubitus te voorkomen.
De
Laat
toonde aan dat het
geven van wisselhouding (rugligging en zijligging 30°) bij
coronaire-bypass-operatie-patiënten op een intensieve-zorgenafdeling
geen aantoonbare invloed had op de hemodynamiek, niet als oncomfortabele
houding werd ervaren en niet leidde tot problemen van praktische aard.
Of
kleine houdingsveranderingen
zinvol zijn, is
onduidelijk. Het effect zal afhangen van de mate waarin de druk intern
in het weefsel ter hoogte van het botuitsteeksel verminderd wordt.
In
zittende houding is de druk veel hoger dan in liggende
houding en is het risico op decubitus groter dan tijdens het liggen . Bovendien zitten
patiënten vaak op gedurende lange tijd. Wisselhouding dient dan ook te
gebeuren tijdens het zitten en dit zelfs met een hogere frequentie dan
tijdens het liggen . Hoe frequent dit
dient te gebeuren, is niet onderzocht.
Er
bestaat geen eenstemmigheid of liften iedere 5 à 20 minuten gedurende 5
à 10 seconden zinvol is. Bar meent dat dit geen zin heeft omdat de
hersteltijd te gering is om het zuurstoftekort in het weefsel aan te
vullen; Staarink daarentegen vindt dit wel zinvol omdat het liften, hoe
kortstondig ook, mogelijk een rol speelt bij het herstel van het
interstitieel vochtvolume .
Wisselhouding
is slechts zinvol indien dit stipt wordt toegepast, dag en nacht, zeven
dagen op zeven. Het interval tussen de houdingsveranderingen mag nooit
hoger zijn dan 4 uur indien een patiënt op een drukreducerende matras
ligt en 2 uur indien dit niet het geval is.
(10)
Indien
een patiënt op een drukreducerende matras ligt
(de druk die minimum 20 à 30% lager ligt dan op een
niet-drukreducerende matras), volstaat dat de
patiënt om de 4 uur van houding wordt veranderd.
Indien
een patiënt op een niet-drukreducerende matras
ligt, moet de wisselhouding om de 2 uur plaatsvinden. Deze preventieve
methode vermindert het aantal decubitusletsels in belangrijke mate, maar
is minder succesvol dan wisselhouding om de 4 uur in combinatie met een
drukreducerende matras en is erg onpraktisch.
Wisselhouding om de 2 uur zal in de praktijk maar zelden effectief
gebeuren. De arbeidsbelasting is erg hoog.
Indien
de patiënt niet op een drukreducerende matras
ligt, heeft wisselhouding met een lagere frequentie dan om de 2 uur geen
zin. Dan wordt beter gekozen voor andere preventieve maatregelen.
Wisselhouding
dient ook te gebeuren tijdens het zitten en dit zelfs met een hogere
frequentie dan tijdens het liggen .
Waar
tijdens het liggen op een niet-drukreducerende matras
wisselhouding om de twee uur wordt aanbevolen, zou wisselhouding
frequenter, bijvoorbeeld om het uur, moeten gebeuren tijdens het zitten
in een zetel.
Het
gebruik van drukreducerende kussens zou, naar
analogie met drukreducerende matrassen, moeten toelaten patiënten
minder frequent wisselhouding te geven.
Bij
rolstoelpatiënten worden nog hogere
frequenties aanbevolen .
Bij
wijze van wisselhouding een patiënt installeren in een zetel nadat hij
een tijdje op een stoel heeft gezeten, brengt weinig soelaas daar de
drukpunten ongeveer dezelfde zijn.
Wisselhouding
moet gecombineerd worden met lichaamshoudingen waarin de druk zo laag
mogelijk is (zie lichaamshoudingen).
In
een wisselliggingsschema wordt best zoveel mogelijk rugligging ingebouwd
en zo weinig mogelijk zijligging. De druk in zijligging is immers veel
hoger dan in rugligging .
Een goed schema is: semi-fowler
30° of rugligging (indien 30° semi-fowlerhouding niet
mogelijk is) - zijligging
30° links - semi-fowlerhouding 30° of rugligging (indien
30° semi-fowlerhouding niet mogelijk is) - zijligging 30° rechts (zie figuur
1). Bij aanwezigheid van decubitus (graad 1 en hoger) kan het
wisselhoudingsschema aangepast worden om de aangetaste zone zo weinig
mogelijk of niet te belasten.
Het
gebruik van kussens die geplaatst worden onder de matras
en die afwisselend opgeblazen worden om op een mechanische wijze een
patiënt wisselligging te geven, is niet aan te bevelen.
Bij
het opblazen van een kussen wordt een patiënt in gedeeltelijke
zijligging gebracht. Tezelfdertijd ontstaat echter een grote
schuifkracht doordat de patiënt wegglijdt naar de zijkant van het bed.
Bovendien
blijft het sacrum op de matras steunen en wordt de
verticale druk dus ook niet opgeheven.
Het
risico op decubitus blijft aanwezig en kan zelfs groter worden.
(1) Sebastian
A. Robert Graves (1796-1853). In: Sebastian A, editor. A
dictionary of the history of medicine. New York: The Partenon
Publishing Group, 2000.
|
(2) Norton
D, McLaren R, Exton-Smith AN. An investigation of geriatric
nursing problems in hospital. New York: Churchill Livingstone,
1975.
|
(3) Knox
DM, Anderson TM, Anderson PS. Effects of different turn intervals
on skin of healthy older adults. Adv Wound Care 1994; 7:48-52, 54.
|
(4)
Defloor T. Drukreductie en wisselhouding in de preventie
van decubitus. Universiteit Gent, 2000.
|
(5)
De Laat E. De invloed van 30°-zijligging op de
hemodynamiek van IC-patiënten na een CABG-operatie.
Rijksuniversiteit Utrecht, 1997.
|
(6)
Horsley JA, Crane J, Haller KB, Bingle JD. Preventing pressure ulcers. CURN Project. New York: Grune &
Stratton, 1981.
|
(7)
Defloor T, Grypdonck M. Het belang van zithouding en
drukreducerende kussens in het ontstaan van drukletsels. Verpleegkunde
1998; 13(3):185-194.
|
(8) Panel
for the Prediction and Prevention of Pressure Ulcers in Adults.
Pressure ulcers in adults : prediction and prevention. Clinical
practice guideline number 3. Rockville: Agency for Health Care
Policy and Research, Public Health Service, U.S. Department of
Health and Human Services, AHCPR Publication No. 92-0047, 1992.
|
(9) Staarink
HAM. Sitting posture, comfort and pressure; assessing the quality
of wheelchair cushions. Delft: Technische Universiteit
Delft, 1995.
|
(10) Defloor T. [Less
frequent turning intervals and yet less pressure ulcers]. Tijdschr
Gerontol Geriatr 2001; 32(4):174-177.
|
(11)
Defloor T. Het effect van de houding en de matras op het
ontstaan van drukletsels. Verpleegkunde 1997; 12(3):140-149.
|
|